Ga naar de inhoud
Home » Rechtsmacht niet-Nederlander (zonder vaste woon- of verblijfplaats) 

Rechtsmacht niet-Nederlander (zonder vaste woon- of verblijfplaats) 

Rechtbank Amsterdam 8 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1747 Het gaat hier om de vraag of sprake is van rechtsmacht ten aanzien van het witwassen van opbrengsten uit oplichting gepleegd door een niet-Nederlander, gepleegd in het buitenland. De onderhavige feiten zijn gepleegd in de jaren 2016-2017 door een verdachte met de Duitse nationaliteit die niet woonachtig is in
The post Rechtsmacht niet-Nederlander (zonder vaste woon- of verblijfplaats) appeared first on AMLC. 

Lees voor

Rechtbank Amsterdam 8 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1747

De onderhavige feiten zijn gepleegd in de jaren 2016-2017 door een verdachte met de Duitse nationaliteit die niet woonachtig is in Nederland en dat ook niet was ten tijde van het ten laste gelegde. De oplichting (het gronddelict) heeft deels plaatsgevonden in Nederland. De vraag is of sprake is van rechtsmacht ten aanzien van het witwassen. Volgens de verdediging heeft het witwassen niet in Nederland plaatsgevonden en is er dus geen rechtsmacht.

Op grond van artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt. Als er – naast in Nederland gelegen plaatsen – ook buiten Nederland gelegen plaatsen zijn die kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van deze wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook voor de gedragingen die deel uitmaken van dat strafbare feit en die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. (Vgl. HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:855.)

Voor witwassen moet altijd sprake zijn van geld afkomstig uit een misdrijf dat is gepleegd voorafgaand aan het witwassen. Dat misdrijf, hier de oplichting, is pas voltooid als het geld van de slachtoffers op de Duitse bankrekening van de verdachte staat. Dit betekent volgens de rechtbank dat het witwassen hier pas aanvangt op het moment dat het geld van de slachtoffers op de bankrekening van verdachte in Duitsland staat. De rechtbank concludeert daarom dat er geen rechtsmacht is ten aanzien van het witwassen van de € 132.500,-. Dat betekent dat het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging voor dit deel. Voor het overige ten laste gelegde geldbedrag (€ 29.096,23) oordeelt de rechtbank dat het witwassen wél in Nederland heeft plaatsgevonden, omdat het oplichtingsgeld eerst werd gestort op een Nederlandse katvangersrekening, waarna het is overgeboekt op de Duitse rekening van verdachte. Voor dat deel volgt een veroordeling wegens witwassen.

Het feit dat het gronddelict van witwassen in Nederland is gepleegd is niet voldoende voor rechtsmacht van witwassen als de verdachte een buitenlandse nationaliteit heeft. Als de verdachte in bovenvermelde zaak een vaste woon- of verblijfplaats had gehad in Nederland, dan was er wél rechtsmacht geweest voor het witwassen van de € 132.500,-. Zie bijv. Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:116.

 Read More AMLC