Ga naar de inhoud
Home » Bevindingen onderzoekscommissie ‘Zwembadmoord’

Bevindingen onderzoekscommissie ‘Zwembadmoord’

Op 15 mei 2024 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden arrest gewezen in de strafzaak die ziet op de moord op Jan Elzinga in 2012 en bekend staat als ‘de Zwembadmoord’. Het hof heeft zich in dit arrest kritisch uitgelaten over het kroongetuigetraject in deze zaak. Dit is aanleiding geweest voor het College van procureurs-generaal om een onderzoekscommissie in te stellen. 

Doelstelling onderzoek

De commissie heeft de opdracht gekregen om terug te kijken op de gang van zaken rond het kroongetuigetraject in deze strafzaak (TGO Druppel) en hieruit lessen te trekken voor de toekomst.

De commissie heeft onderzoek gedaan door dossieronderzoek en interviews met direct betrokken medewerkers van de politie en het OM. Ook sprak de commissie met ervaren officieren van justitie op het gebied van kroongetuigentrajecten. Op basis van dit onderzoek en de interviews werd de gang van zaken gereconstrueerd, met nadruk op de totstandkoming van de kroongetuigendeal, de rol van de kroongetuige in de strafzaken en de kritiek van het hof.

Bevindingen van de commissie

Op basis van het onderzoek komt de commissie tot een aantal bevindingen:

  1. Door een onvoldoende adequate informatieoverdracht zijn misverstanden en/of onduidelijkheden ontstaan over de onderzoekshandelingen in de heimelijke fase van de totstandkoming van de deal met de kroongetuige. 
  2. De kennis, ervaring en expertise ten aanzien van kroongetuigentrajecten is sterk geconcentreerd bij enkele parketten, omdat er in het geheel genomen maar weinig deals worden gesloten. Ook ontbreekt een eenduidig en duidelijk handelingskader.
  3. Het zou (organisatorisch) gewaarborgd moeten zijn dat in het gehele traject belangrijke randvoorwaarden gelden: is er voldoende expertise, voldoet de mate van tegenspraak, is er ruimte voor reflectie en wordt er voldoende adequaat vastgelegd. In deze zaak is hier te weinig gebruik van gemaakt. Ook was er onvoldoende toezicht en sturing op de doorlooptijd.
  4. De overkoepelende regie op de voortgang en de inhoud van de zaak ontbrak. Er was onvoldoende betrokkenheid van de leiding bij belangrijke strategische beslissingen in het onderzoek.

Aanbevelingen van de commissie

De commissie doet vier kernaanbevelingen:

  1. Onderken dat een deal met een kroongetuige zelden voorkomt in Nederland en dat elke deal zijn eigen bijzonderheden heeft. Combineer procesmatige sturing met kennis en ervaring uit andere parketten om beter te anticiperen op risico’s en de slagingskans van gevoelige trajecten te vergroten;
  2. Zorg ervoor dat de interne handreiking met betrekking tot bijzondere getuigentrajecten wordt geactualiseerd en aangevuld. Hierdoor wordt de kwaliteit, consistentie en naleving van de werkwijzen omtrent kroongetuigenzaken versterkt. Dit zal niet alleen de operationele efficiëntie verbeteren, maar ook bijdragen aan een betere risicobeheersing en compliance;
  3. Stel in elk kroongetuigentraject een regisseur (togadrager) aan om een consistente en effectieve uitvoering van het gehele kroongetuigentraject (van heimelijke fase tot en met de strafzaak waarin de kroongetuige wordt ingebracht) te waarborgen;
  4. Stel een poule samen van procesregisseurs en landelijke experts, zodat snel en effectief kan worden beschikt over de benodigde expertise en regiecapaciteit in (vaak complexe) kroongetuigentrajecten.

Aan de slag met de lessen uit het rapport

Het College is de commissie erkentelijk voor het rapport, en neemt de aanbevelingen over.

‘Als OM zijn we altijd op zoek naar waar wij ons werk nog beter kunnen doen’, aldus Guus Schram, lid van het College van procureurs-generaal. ‘Een kritische uitspraak in een strafzaak vormt daarvoor bij uitstek aanleiding en heeft in dit geval geleid tot heldere en toepasbare verbeterpunten bij de inzet van een kroongetuigetraject. Op deze manier blijven wij ons als organisatie doorontwikkelen.’

Op verzoek van het College zal de landelijke vergadering van rechercheofficieren, waarin alle parketten van het OM vertegenwoordigd zijn, binnen zes maanden opvolging geven aan de aanbevelingen.

 Read More